Het college van de provincie Groningen heeft dinsdag 25 juni ingestemd met een bijdrage van €169.290 aan de pilot (proef) mestaanzuring. De bijdrage wordt betaald uit het project 'Innovatie- en Vernieuwing' van het Agroprogramma. Dat is een project voor boeren met een schade- en/of versterkingstraject in het aardbevingsgebied die ideeën willen opdoen voor duurzame of innovatieve toepassingen op hun bedrijf.

Met de proef moet onder andere worden aangetoond dat de ammoniak- en methaanuitstoot van een melkveebedrijf sterk kan verminderen door de mest 'biologisch aan te zuren'. Dit gebeurt door een energierijk restproduct aan de mest toe te voegen. In dit geval gaat het om melasse. Die melasse wordt door melkzuurbacteriën omgezet in melkzuur. Dit maakt de mest zuur, waardoor de uitstoot verminderd wordt. Naar schatting gaat het om een vermindering van 60-65 procent ammoniak en 80 procent methaan op bedrijfsniveau.

Productie van groen gas

De techniek 'aanzuren' is bekend, maar wordt nauwelijks gebruikt vanwege de chemische samenstelling. Bij de in de proef gebruikte techniek, biologisch aanzuren, wordt gebruikgemaakt van natuurlijke producten. De mest wordt in de proef gedeeltelijk afgevoerd naar een vergister om groen gas te maken. Met de opbrengsten van het groen gas kan een mogelijk verdienmodel gecreëerd worden. Ook dit wordt met de proef onderzocht.

Een volgende stap in het realiseren van kringlooplandbouw, bemesten van gewassen op maat, kan na het vergistingsproces gezet worden. Het biedt een mogelijke oplossing voor de rijksopgaven van klimaat, water en natuur voor zowel grote als kleine bedrijven qua omvang.

Alternatief voor lekke mestkelders

Omdat met de techniek 'biologisch aanzuren' een eenvoudiger en goedkoper stalsysteem nodig is, kan de techniek een toekomstbestendig alternatief zijn voor boeren in het aardbevingsgebied met een lekke mestkelder.

Uitvoering

De proef is bedacht door kennis- en adviesbureau NMI (Nutriënten Management Instituut) en zal uitgevoerd worden door Sanovations. Dat gebeurt op een agrarisch bedrijf dat aangesloten is bij het Agroprogramma. De verwachting is dat de proef binnen nu en enkele weken uitgevoerd kan worden, in twee periodes van elk anderhalve maand. De resultaten worden dan in het najaar verwacht.

Landelijk wordt de proef als baanbrekend gezien, en verschillende wetenschappelijke instellingen, agrariërs en ministeries kijken dan ook met veel interesse naar het verdere verloop van de proef.